Vandaag naar mijn moeder. Het was mijn beurt voor de boodschappen. Natuurlijk wil je dan wat extra gezondheid meenemen om de weerstand in topvorm te houden. Dus ik ging mijn voorraad Moeskers Moestuin waren eens langs.
Een flesje rauwe appelazijn voor gezonde darmen. Elke dag een paar lepels, door sla of soep of stamppot. En een flesje bramen-pruimensaus, gewoon, lekker, over de yoghurt. Verse eitjes, een bakje met van die lekkere dikke kievietsbonen, gaargekookt met veel kruiden, en ingevroren. Een potje bouillonpasta, suikerbietstroop, een zakje 'gehakt' voor wortel-kaasburgers.
En natuurlijk verse bieten en verse uien. En aardbeientaart.
Ik schrijf het maar even allemaal op. Want dan weet mijn moeder straks ook nog wat nou ook alweer wat is. Haha want nergens staat een etiket op, bedacht ik me later.
Bij haar thuis hielden we een sit-in-sit-out.
Zij zat binnen en ik zat buiten.
'Hallo mam! Alles goed?'
'Ja hoor ik vermaak me nog prima. En ik ben ook nog helemaal gezond. Wil je nog koffie?'
Zo gaat dan dan, nu. Gesprek op afstand, met een raam ertussen. Voorzichtig zijn is de boodschap. Vervelend? Och, je moet flexibel zijn, en een korrel humor helpt ook altijd. Het is maar voor tijdelijk.
Ook mocht ik nog een boodschap voor haar doen. Er moest een map met papieren naar Delfzijl worden gebracht. Vanwege medicijngebruik kan ze zelf nu niet rijden, en ik vond het wel een leuk uitstapje, even naar Delfzijl. En het kan allemaal, want Paul is nu toch elke dag thuis.
Delfzijl. Het topje van Nederland.
Net als in de meeste steden van Nederland was het overal uitgestorven. Het station ... doodstil. Nou geloof ik ook niet dat je op een doorsnee-niet-corona dag hier over de hoofden kunt lopen, hier in Delfzijl.
Mijn boodschap was zó gedaan, en ik wilde nog graag wat meer zien van het stadje. Ik zocht de zee. Maar ik kon hem eerst niet vinden. Er waren overal hekken, want Delfzijl wordt helemaal verbouwd.
Maar wacht, daar is een trap!
En ja, daar was het Eemshotel, prachtig gelegen, op palen, midden in de zee.
Alleen was de zee een beetje weg, want het was eb.
Ook de haven wilde ik graag zien. Eerst door het centrum, óók al uitgestorven natuurlijk. Heel verstandige mensen, die Delfzijlers. Zieltjers, noemen ze dat dacht ik in het Gronings.
Er was een flat met de naam Keerweerflat. Wat een prachtige naam! Echt zo'n Puck-van-de-Petteflat naam. En je ziet dan ook meteen vissersvrouwen voor je, van een lang lang geleden Delfzijl, die tegen hun vissers zeiden, als die voor verre reizen de zee op gingen ....
...... keer weer!!
En daar, eindelijk, een poortje. Nou kom, op naar de haven!
Nu gaan we eindelijk wat leven in de brouwerij zien, dacht ik. Een haven, dat is toch altijd leven in de brouwerij? De handel gaat toch voor een deel gewoon door?
Maar in de haven van Delfzijl lag de handel stil. De drie grote kranen stonden roerloos. Ik heb mijn boterhammen opgegeten op het bankje, en ik heb er niet één zien bewegen, al die tijd.
Goed. Terug. Via Groningen, want ik ging Liek en Senne halen.
Daar was nog wel wat discussie over geweest bij ons thuis. De kinderen wilden graag een tijdje thuis komen. Even weg uit de stad. Paul vond dat niet goed. Ik wel. Dus, lang nagedacht, en tot een compromis gekomen. Ze mogen nu wél thuis komen, maar niet met het openbaar vervoer. Alleen met de auto. En wie geen auto heeft, die halen en brengen wij.
En omdat wij het erg druk hebben allebei, moeten ze minsten een dag of wat blijven. Niet zomaar een paar uurtjes. Want er geldt natuurlijk óók, hoe minder heen en weer gereis, hoe minder kans op heen-en-weer-gereis van het virus.
Toen ik van Delfzijl naar Groningen reed, kwam ik door een hele serie fantastisch mooie dorpjes. Prachtige kleine Groningse dorpjes, met mooie namen. Maar toch maar doorgereden. Tot ik een schitterend oud kerkje zag, en daar ben ik toch eventjes gestopt.
Het was het dorpje Tjamsweer.
Ook daar .... doodstil. Alleen de roeken in de bomen rondom de kerk krasten hun liedjes. Hoog boven de toren zweefde een kolonie meeuwen. Het was er adembenemend mooi.
De fundamenten van dit hervormde kerkje zijn uit de 11e eeuw. Wel is hij een paar keer opnieuw opgebouwd, en verbouwd. Maar je voelt de oudheid van zo'n plek. Bijna duizend jaar oud ...
Achter de kerk zag ik nog iets moois. Een huis met vier schoorstenen. Zou het een armenhuis zijn? Toen ik een foto nam, kwam net de eigenaar naar buiten. En ja hoor, het was het armenhuis van vroeger. Toen woonden hier vier grote gezinnen in.
Nu nog maar één. Eén man en zijn vrouw.
Nou, we zijn weer thuis. En er was nog tijd voor wat werk op de tuin. Ook bij ons ... stil, en mooi. Maar waar is het niet stil, in Nederland, en op de rest van de wereld?
Allemaal een beetje stiller. Maar niet bedrukt, hoop ik. Want het is ook lente. Overal bot vanalles uit, en wordt het groen. En onder de grond is het een drukte van belang, en alles drukt en duwt om tevoorschijn te komen.
Ik ben het veldje voor Bella's voer aan het voorbereiden. Eerst even al die enthousiaste wilde kruiden wegwerken, anders komen hier nooit van z'n leven voederbieten en uien!
Nog méér goed nieuws kregen we vanmorgen, van Bob uit Rotterdam. Hij stuurde een foto van vriendin Merel, die meewerkt aan een prachtig initiatief.
Gaaf! Hoe deRotterdamseZorg in no-time een matching methode opzet en uitvoert om ex-zorgmedewerkers te koppelen aan zorg-organisaties in Rotterdam, in de strijd tegen Corona.
Mede mogelijk gemaakt vanuit de woonkamer op de Delfgauwstraat met Merel Melotte! Trots!
Goed gedaan Merel! En Bob geniet van je Lentebok, en ik zie dat de zon in Rotterdam potdrie ook heul mooi ondergaat! 😊🌞